“Bij hoogbouwprojecten staat de vorming van een community voorop”

Interview met Francine Houben en Arne J. Lijbers (Mecanoo)

Auteur Harm Tilman

Hoog wonen is in opkomst. Gedurende de laatste jaren is het een geaccepteerde leefstijl geworden die goed aansluit op de onvermijdelijke trend tot verdichting van bestaande stedelijke gebieden. Rotterdam is vooralsnog de enige stad in Nederland waar hoogbouw een integraal onderdeel vormt van het stedelijke weefsel. Dit heeft geleid tot serieuze veranderingen van hoge gebouwen en in deze ontwikkeling speelt Mecanoo een unieke rol.

Auteur Harm Tilman

Het traditionele hoge woongebouw was een stapeling van verdiepingen met een of meer liften en een hal met brievenbussen. Zelden werd daarbij veel aandacht besteed aan kwesties als windbelasting, schaduwwerking en bezonning. Toen eind vorige eeuw de vraag naar hoog wonen steeg, werd aan de buitenkant van torens hogere eisen gesteld. De vraag is daarmee wel hoe je de effectiviteit van hoge gebouwen kunt afstemmen op de expressie ervan.

Binnen deze vraag verschijnt de Montevideo door Mecanoo als een vroeg, maar cruciaal voorbeeld in de ontwikkeling van de typologie. Deze toren is geen louter herhaling van vloeren en balkons, maar een compositie van bouwdelen bovenop een open plint. Deze bouwdelen corresponderen met verschillende typen woningen, te weten loft, city, sky en water appartementen. Juist deze resonantie maakt de Montevideo sterk.

Nu twintig jaar later werkt Mecanoo opnieuw aan serie hoogbouwprojecten in de stad Rotterdam. Reden om het bureau op te zoeken in Delft voor een gesprek met Francine Houben en Arne Lijbers over de verdere ontwikkeling van de hoogbouwtypologie. Ook wilde ik van hen te weten komen in hoeverre deze typologie kan inspelen op de popularisering en hybridisering van het wonen op hoogte.

Hart010, ontwerp Mecanoo

Momenteel ontwerpt Mecanoo aan de ontwikkeling Hart010 bovenop metrostation Beurs. Een nieuwe toren van 180 meter zal samen met het metrostation en het bestaande post65 gebouw ‘Coolse Poort’ een heuse verticale stad vormen. Ook werkt Mecanoo aan de herontwikkeling van het Havenziekenhuis waar door de toevoeging van twee woontorens en een zorghotel een dynamisch ensemble van verschillende bouwdelen zal ontstaan. Het derde project is de Hoge Wieck, een toren met studentenhuisvesting bovenop een fiestparkeergarage van twee verdiepingen.

“Bij al deze projecten staat de vorming van een community of gemeenschap voorop”, vertelt Francine Houben. “We vragen ons daarbij voortdurend af wat privaat en wat collectief is. Van belang is dat je daar steeds opnieuw een balans in weet te vinden. Mensen die in een stedelijk appartement wonen, zijn voor een groot deel aangewezen op collectieve ruimtes, zoals lobby’s en liften, maar ook gemeenschappelijke tuinen en terrassen, speelplekken en wasserettes. In deze ruimtes kunnen mensen elkaar ontmoeten en anderen tegenkomen. Dat wordt steeds meer van belang, zeker nu de eenzaamheid in de samenleving aan het toenemen is.”

Lijbers sluit aan: “We onderzoeken wat werkt en wat niet, en komen zo tot een maatpak aanpak. We proberen erachter te komen wat een gebied nodig heeft en wat de ontwikkeling ervan teweeg kan brengen. We bekijken vanuit het publieke domein en het stadslandschap wat het beste werkt. Ook het stedenbouwkundige microklimaat heeft onze volle aandacht.”

“In Hart010 is het besluit de Coolse Poort te behouden een heel belangrijke beslissing geweest. Het levert in combinatie met het metrostation en de nieuwe toren een mooie compositie op. In de Rotterdamse laag komt de entree naar de metro en worden verschillende publieke functies ondergebracht. In de tussenruimte komen veel mensen samen, daarnaast hebben we de lobby zo gesitueerd dat in het complex veel beweging ontstaat.”

“In het Havenziekenhuis creëren we op de vijfde verdieping een publiek stadsbalkon dat verbonden is met de interne straat tussen Haringvliet en Maasboulevard op de begane grond. Aan weerszijden hiervan liggen terrassen die een prachtig uitzicht op de stad bieden. Omdat in de Hoge Wieck studenten worden gehuisvest, hebben we onderzocht hoe die samenkomen en een community vormen. Bij de verspringende volumes zijn de collectieve terrassen gesitueerd.”

Havenziekenhuis, ontwerp Mecanoo

Francine verwacht dat ‘community building’ de komende tijd steeds belangrijker gaat worden. De trend dat steeds meer mensen alleen gaan wonen, zie je overal in de wereld, niet alleen in Nederland. Naast jongeren en studenten verhuizen ook oudere mensen vaker naar een appartement. Community building betekent dat je sterk nadenkt over de manier waarop woningen en steden worden gebruikt. Het is bovendien een goede manier om de gebruikers actief te betrekken bij de ontwikkeling van hoogbouw.

Mecanoo opteert voor mooie, tijdloze hoogbouw, of er nu in gewoond of gewerkt wordt. “Dat vond ik al ten tijde van de ontwikkeling van de Montevideo. Ik wilde geen typisch woongebouw ontwikkelen dat als zodanig herkenbaar is, al was het alleen maar door de zich herhalende balkons. De Montevideo zag en zie ik als een stapeling van grachtenhuizen met zeer ruimtelijke en vooral neutrale plattegronden. Dat sluit ook aan op het gebruik dat mensen tegenwoordig van hun woning maken. Ze wonen en werken er. Op de begane grond heb je dan open en uitnodigende functies nodig die de overgang naar de openbare ruimte maken.”

In een dergelijke verticale stad zijn de ruimtes op verschillende manieren te gebruiken. Cruciaal is een diversiteit aan accommodaties in verschillende prijsklassen en een menging van functies. Lijbers: “Het gaat wat ver misschien om het dan een stad te noemen. Maar we zoeken naar manieren om de tussen- en publieke ruimte, alsmede de menging van functies zo veel mogelijk een plek te geven. Dat doen we gericht, want als je het overal doet, werkt het niet. Als we een collectieve buitenruimte maken, proberen we die inclusief te maken, zodanig dat gebruikers het prettig vinden om daar te komen. We zoeken voortdurend de verbinding met de stad.”

Met balkons heeft Houben weinig op. Niet dat je ze niet moet maken, maar ze vindt dat je die niet voor iedere woning hoeft voor te schrijven. “Als van dertig hoog iets naar beneden valt en je krijgt dat op je kop, dan ben je hartstikke dood”, merkt ze op. Lijbers is benieuwd naar het gebruik dat mensen op deze hoogte maken van balkons. “Heel vaak zie je alleen maar fietsen, bierkratten of vuilnis op balkons staan.” Met hoog wonen verandert ook onze wooncultuur, willen Houben en Lijbers maar zeggen. ”Maak het geen dogma, geef de mogelijkheid van keuzes en speel met de mogelijkheid van collectieve terrassen, waarbij barbecues klaarstaan en je ook andere mensen kunt ontmoeten.”

Hoge Wiek, ontwerp Mecanoo

Nog zo’n heilig huisje waar Houben en Lijbers voorzichtig tegen aan schoppen is de oplevering van appartementen. In Nederland is het nog steeds de gewoonte dat die kaal dienen te worden opgeleverd. “Dat betekent dat je zelf moet zorgen voor keuken, wasmachine, droger, koelkast, fornuis, vloerafwerking en zonwering. In landen als Amerika en Duitsland zitten die er allemaal al in. Ik ben daar buitengewoon enthousiast over. Dat lost een heleboel logistieke problemen op, wat onderdeel is van de hoogbouwopgave. Ook in Nederland zou je dit moeten overwegen.”

Zeker is, dat mensen die in hoogbouw gaan wonen, dat doen vanwege het comfort en de dienstverlening die een stad te bieden heeft. Kwam het vroeger bijvoorbeeld zelden voor dat mensen buiten de deur gingen eten, tegenwoordig doen ze dat veel vaker. Houben: “Je ziet dus iets in Nederland gebeuren wat in het buitenland gewoon is. Ik merk het als ik internationale gasten bij me thuis te eten uitnodig. Dat vinden ze echt heel bijzonder. In Nederland leeft de jonge generatie meer in de stad. Ook deze verschuiving heeft invloed op de plattegronden.”

In Montevideo vergeleek Francine de doorsnede van het gebouw met die van een oceaanstomer, met verschillende verdiepingshoogten, prijsklassen en gemeenschappelijke voorzieningen. Dezelfde logica hanteert Mecanoo ook in de drie gebouwen waaraan ze nu werkt. Het leidt tot een nieuwe type wolkenkrabber dat zich onderscheidt door differentiatie in de hoogte en niet louter een stapeling van vloerplaten. Houben en Lijbers roemen de experimentele cultuur van Rotterdam. “In Rotterdam wordt voortdurend onderzocht of iets verbeterd en vernieuwd kan worden. In andere steden leidt dit tot sentimentele discussies. In Rotterdam kom je veel enthousiastelingen over hoogbouw tegen.”

Francine komt terug op wat ze eerder zei: “Het belangrijkste is het community gevoel dat een hoog gebouw creëert. In een appartement heb je een fantastisch uitzicht en leef je met de horizon. Veel interessanter dan een balkon is een gezamenlijke buitenruimte waar je bijvoorbeeld kunt barbecueën. Als je in een appartement woont, is de straat, het park of de rivier je buitenruimte. Mensen die in hoogbouw wonen, maken daar het meeste gebruik van.”

Naast de collectieve ruimte, is het ontwerp van de (semi) publieke ruimte in de ogen van Houben en Lijbers dan ook cruciaal. Zij verwijzen daarbij naar buitenlandse steden waar parken intensief gebruikt worden om te spelen en te sporten. “Het kan niet vaak genoeg worden gezegd, als je de stad verder verdicht, dan zul je dat moeten combineren met de verdere vergroening van je stad.” Houben en Lijbers denken daarbij naast parken, aan groene linten, fietspaden en straten waar het autoverkeer uit is verbannen. “Alleen door een groene stad te maken, creëer je een aantrekkelijke stad voor de toekomst .”